In het voorjaar planten vele diersoorten zich voort, waaronder ook de kikker.
Na een lange tocht komen mannetjes en vrouwtjeskikkers aan in een watertje waar ze zich willen voortplanten.
Vaak zijn dit ondiepe slootjes, vijvertjes etc. waarin het water langzaam stroomt. Doordat het water ondiep is, wordt het water snel opgewarmd door de zon.
Het vrouwtje legt in dit water eieren, die het mannetje vervolgens bevrucht door zijn zaad eroverheen te spuiten. De eitjes worden dus uitwendig bevrucht.
Kikkerdril van kikkers is een klompje eieren bij elkaar. Kikkerdril van padden ziet eruit als een snoertje van eitjes achter elkaar aan.
Wanneer de kikkervisjes uitkomen, voeden ze zich de eerste tijd met algen. De kikkervisjes (ook donderkopjes genoemd) hebben kieuwen en kunnen daarmee onder water adem halen.
Na een tijdje ondergaat het kikkervisje een metamorfose.
De kieuwen van het kikkervisje verdwijnen en daarvoor in de plaats zijn longen gekomen. Ook komen er voor en achterpootjes en zal de staart langzaamaan gaan verdwijnen. Het kikkervisje verandert in een heuse kikker!
Tips voor het houden van kikkervisjes in de klas:
– Niet teveel kikkervisjes in een bakje. Er is dan grote kans op zuurstofgebrek.
– Voer de kikkervisjes tijdens hun metamorfose dierlijk voedsel als watervlooien of fruitvliegjes.
– Zorg voor iets wat als ‘land’ dient. Denk aan bijv. een steen die boven het water uitsteekt.
– Zet de kleine kikkertjes op tijd weer terug, zodat ze zich verder kunnen ontwikkelen in hun natuurlijke omgeving.