Winterkoning

De winterkoning ziet er trots uit, zo met zijn staart rechtop omhoog. Het mannetje is niet voor niet zo trots en ontpopt zich aan het begin van de broedperiode tot een ware casanova.

Het mannetje maakt in zijn territorium een aantal bolvormige nesten van takjes, mossen en bladeren. Deze nesten bouwt hij het liefst in dicht struikgewas, of een hoop kreupelhout en vlakbij de grond. Vervolgens fluit hij de mooiste liederen om een vrouwtje te lokken.

Dit vrouwtje kiest een nest uit en legt daar haar eieren. Zodra dit vrouwtje is gestart met broeden, gaat het mannetje alweer op zoek naar een ander vrouwtje, voor in een van zijn andere nesten. Vrouwtjes kunnen per jaar tot wel drie verschillende legsels komen, welke niet perse bij hetzelfde mannetje hoeven te zijn.

Het mannetje voedt alle jongen zelf. Hij is dan ook dagen druk met het vinden van insecten. Deze insecten vindt hij met zijn dunne snaveltje tussen boomschors of in spleten.

Ondanks zijn naam kan het winterkoninkje slecht tegen de kou. Tijdens een strenge winter overlijden er veel winterkoninkjes vanwege de kou. De winterkoning is een standvogel, wat inhoudt dat hij in de winter in dezelfde omgeving verblijft als hij in de zomer doet.

Dit bericht is geplaatst in Weetjes met de tags , , . Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *