Deze planten hebben aanpassingen om te kunnen overleven in droge gebieden. Daarom zien we ze in Nederland niet in het wild groeien. Wel worden ze veel als kamerplant gehouden.
Een cactus kan overleven in een droog gebied, door bepaalde aanpassingen die de plant heeft. Zo zijn de bladeren van een cactus enorm klein: naalden. Hierdoor verdampt een cactus nauwelijks water. Deze naalden beschermen hem ook tegen beesten, die het vruchtvlees van een cactus graag eten, om zodoende vocht binnen te krijgen.
Hun wortelstelsel zit niet diep in de grond, maar is ontzettend breed. Zo kan een cactus zoveel mogelijk water opvangen tijdens en na een regenbui. Dit is handig, omdat het in droge gebieden maar weinig keren regent.
De stengel van de cactus dient als opslagplaats voor het water. Wanneer het een tijd niet geregend heeft, kan de stengel daarom een stuk smaller zijn en er rimpelig uitzien. Zodra het weer regent zwelt de stengel weer op. In de groene stengels zitten bladgroenkorrels. Hier vindt fotosynthese plaats.